Nieuwe vrienden

Beeld door Tanja van Wijk

‘Volgens mij moeten we hier rechtsaf.’ Het pad dat we inslaan, is vermoedelijk in 1986 voor het laatst geasfalteerd. In het wegdek zitten scheuren en kuilen. We slalommen er met onze 22 millimeter bandjes omheen. In het weiland komt iets bruins omhoog. ‘Kijk! Een haas!’ roep ik. ‘Gaaf!’ roept Germaine terug. ’Nog even en we hebben de Big Five compleet.’ 

Sommige mensen beweren dat je na je dertigste geen nieuwe vriendschappen meer sluit. Althans, geen vriendschappen die er écht toe doen. Zoals die met je middelbare schoolvriendin, met wie je kotsend in de bosjes hing tijdens het examengala. ‘Je ‘vriendschapsemmer' zit dan vol’, beweert een studievriendin, die mij uitgelaten en verliefd heeft meegemaakt. Maar ook stikchagrijnig toen we verdwaald waren tijdens een vriendinnenweekend in Berlijn.

Germaine en ik hobbelen over de weg, de schouders stram van het knijpen in de remmen. De handen eerst verkleumd, nu zweterig. Ze glibberen bijna uit onze handschoentjes. Dertig kilometer, dat is zo’n beetje onze maximale afstand. Met een gemiddelde snelheid van 21 kilometer per uur geeft ons dat voldoende tijd om wekelijks bij te kletsen. Onze gesprekken gaan over van alles en over niets. We bespreken ouders, ziektes, relaties, kinderen en ambities. En Teun & Gijs, onze favoriete podcast. ‘Je móet kiezen’, zegt Germaine. Ik denk na. ‘Toch Teun. Daar identificeer ik me nét iets meer mee.’ ‘Ja? Ik ga voor Gijs.’

Op mijn 31e verhuisde ik, na een leven lang in Amsterdam gewoond te hebben, naar een volkswijk in een provinciestad. Daar, in een gezellige straat met tuintjes voor en achter, kreeg ik buurvrouwen die vriendinnen werden. Ik ontmoette mensen via het schoolplein, via vrijwilligerswerk en via mijn flexwerkplek. Met sommige mensen begon ik koffie te drinken, samen te werken en naar concerten te gaan. Met anderen vertrok ik naar Lesbos om in een vluchtelingenkamp te helpen. Mijn nieuwe woonplaats legde de basis voor een nieuwe geschiedenis. En nieuwe vrienden.

Ik tuur naar voren en zie alleen nog maar gras. ‘Shit’, zeg ik. ‘We zijn toch weer te ver gereden.’ We keren om. ‘Wel heel sympathiek dat je áltijd op mijn navigerend vermogen vertrouwt’, zeg ik, in een poging mijn gêne te maskeren. Germaine ontwijkt een berg grind en grijnst. ‘Ik vind verdwalen nooit zo erg     .’ 

Een paar uur later ontvang ik Germaines melding op Strava: 37,7 kilometer, onze recordafstand tot nu toe. ‘En dan ook nog een haas gespot’, staat eronder.

In 2021 schreef ik columns voor het mooie kwartaalblad LFK, opgericht door Yfke Metz. ‘Nieuwe vrienden’ verscheen in het herfstnummer, LFK15, op 17 september.

Hier lees je de column in pdf, in de originele vormgeving.

Alle columns voor LFK lees je hier.

Dagmar Holtman

Auteur van de Flexwerkplek, copywriter op een thuiswerkplek

https://dagmarholtman.nl
Vorige
Vorige

Luisterrijk

Volgende
Volgende

Hangend op het tussenstation