Hamid en zijn sardientjes met koriander

Illustratie door Margot Holtman

Ineens woonde er weer iemand bij ons op zolder. Een meisje dit keer.

Ze was Marokko uitgesmokkeld door Hamid, haar oom, omdat ze een operatie nodig had die ze daar in Marrakech niet konden uitvoeren. Ze heette Farida en had een ernstige vorm van scoliose. Ik vond het niet erg dat ze bij ons woonde, het gaf mijn moeder weer wat te doen.

Hoe het was gegaan: Javier was een vriend van mijn moeder. Een oude statige Chileen. Hij droeg een vissershoed en had een boxer die Andès heette. Javier en Andrès roken naar roggebrood. Javier kende Hamid. Mijn moeder had een zolder. Zodoende.

Als Javier en Andès op bezoek kwamen verstopte Farida zich altijd in de keuken. Ze vond Andès eng.

Mijn moeder startte een stichting met een aantal kennissen, om Farida te helpen aan een verblijfsvergunning en een operatie. Uit naam van de stichting communiceerde ze met alle instanties die iets van doen hadden met illegale kinderen, zieke kinderen en kinderen zonder voogd. Ik vond het wel bijzonder: een moeder met een stichting. Aan de andere kant: zó moeilijk kon het dus ook niet zijn om een stichting op te richten.

Op een bepaald moment moest Farida naar een revalidatiekliniek in Wijk aan Zee. De stichting was tevreden, want dit betekende dat een instantie de zorg en verantwoordelijkheid voor het meisje overnam. Om te vieren dat Farida ergens geïnternaliseerd werd organiseerde mijn moeder een barbecue in haar volkstuin. Hamid was kok geweest in Marokko, hij verzorgde het eten. Gezeten op een tuinstoel trok hij een plastic zak op zijn knieën, waaruit hij sardientjes haalde. Ongelooflijk veel sardientjes. Geroutineerd maakte hij de visjes schoon en ontschubde ze. Op een groot rooster legde hij de opengeklapte sardientjes neer en op elk vissenlijfje verdeelde hij een mengsel van knoflook, citroen en koriander. Ik had nog nooit koriander gegeten en wist na het eten niet of ik het nou lekker vond. Farida, mijn zusje en ik dronken DubbelDrank bij het eten. We zeiden niets, want praten met Farida hadden we opgegeven. Mijn moeder, Hamid, Javier en de leden van de stichting dronken rode wijn uit een pak.

Toen verdween Hamid. Hij bleek vast te zitten in een Spaanse gevangenis. Volgens Javier was hij erin geluisd. ‘Maar goed,’ zei mijn moeder, ‘dat waren dan ook vriendjes.’

Met Farida hadden we na verloop van tijd geen contact meer. Op de brieven van mijn moeder kwam geen antwoord. De revalidatiekliniek liet weten dat ze geen informatie gaven aan derden over cliënten. ‘Ze wil ons niet meer kennen,’ zei mijn moeder. ‘Ik doe nog eens wat voor een ander.’

Drie jaar later ging Javier dood. Mijn moeder was verdrietig. ‘Aids én kanker. Dan is het gewoon afgelopen.’

Vlak daarna ging Andès ook. Wel zielig, maar ik was ook blij dat ze hém niet in huis hoefde te nemen.

Dit is deel 6 in de serie Eten met de Gezusters Holtman, een rubriek die ik maakte met mijn zusje, illustrator Margot Holtman (o.a. bekend van De Volkskrant), voor het inmiddels ter ziele gegane online food magazine Potaatoo van Merel Kamp. Hierin beschrijven en verbeelden we de gerechten uit onze jeugd.

Want eten is leven, maar samen opgroeien in een somewhat disfunctionele familie is dat ook.

Lees alle verhalen via deze pagina.

Dagmar Holtman

Auteur van de Flexwerkplek, copywriter op een thuiswerkplek

https://dagmarholtman.nl
Vorige
Vorige

Zalm met Cornflakes

Volgende
Volgende

Ridder Johan en de cantharellen