Kip Kerrie van Chantal

Illustratie door Margot Holtman

‘Gadver, het ruikt hier naar Hindoestaans! Jullie eten altijd Hindoestaans hè?’

Ze was groot voor haar leeftijd. Groot en volgroeid. Zij was dertien, ik twaalf. Op die leeftijd vertoef je vaker in elkaars ouderlijk huis dan de ouders misschien lief is. Maar alles went. Mijn ouders keken er inmiddels niet meer van op, van deze grote kindvrouw die bij tijd en wijle het huis binnen walste, op onze kringloopbank ging zitten, een Marlboro Light opstak en op luide toon allerlei vragen begon te stellen:

‘Wat is dat?’

‘Wat bedoel je, Chantal?’

‘Dat spul dat u snijdt.’

‘Dat is citroengras.’

‘Wát?’

‘Citroengras.’

‘Wat is dat?’

Enzovoorts. Lomp was ze misschien, maar zeker niet onbeleefd. Haar moeder en onzichtbare vader hadden goed bij haar ingeprent dat je alle volwassenen met ‘u’ diende aan te spreken.

Ze at niet zo vaak bij ons. ‘Ik hou niet van buitenlands. Jullie eten altijd buitenlands.’ Maar mijn vader was nooit te beroerd om in een vlaag grootmoedigheid toenadering te zoeken tot een andere sociale klasse, en vroeg haar op een dag wat zíj dan lekker vond. Dan ging hij dat een keer klaarmaken. Welk antwoord hij precies verwachtte weet ik niet. Maar niet dit.

Kip kerrie.

Joviaal sloeg hij haar op de schouders, hier kon hij wat mee. Volgende week zaterdag, dan zou Chantal bij ons aanschuiven. Dan zou er ‘kip kerrie’ op het menu staan.

Iedereen met ook maar een beetje belangstelling voor koken weet dat klassieke gerechten vele interpretaties kennen. En dit was mijn vaders interpretatie van ‘kip kerrie’: Drumsticks marineren in kerrie madras, grillen in de oven, serveren met basmatirijst, allerhande groenten en veel, heel veel koriander en knoflook. De tafel stond vol met schalen en verwachtingsvol keken we naar Chantal. Die keek, trok een gezicht, duwde haar bord weg en riep:

‘Gadverdamme, wat goor! Dat eet ik niet!’

Wij waren veel gewend, maar ook weer niet zoveel.

‘Ja sorry hoor, dit ziet er zo smerig uit, meneer Holtman.’ Ze klonk oprecht boos. ‘Ik bedoel het niet lullig, maar dit eet ik gewoon echt niet op.’

Ze schoof haar stoel naar achteren en stak een sigaret op. Mijn vaders ogen werden groter. ‘Chantal, zou jij alsjeblieft níet willen roken terwijl wij zitten te eten?’ Ze haalde haar schouders op, stond op en ging in de woonkamer zitten. Daar zette ze de tv aan en zapte naar RTL4. Jaloers keken mijn zusje en ik haar na. Mijn ouders prikten verwoed hun bord leeg. ‘Het is lekker,’ zei mijn moeder. Mijn zusje had intussen alles wat niet onder de noemer ‘rijst’ viel van haar bord geschoven.

In Chantals huis aten ze stipt om half 6. Het was mei: het zonlicht bescheen de witte, met kunststof lambrisering beklede muren. De tafel, eveneens wit, had de vorm van een achthoek. Mijn blote dijbenen plakten aan de tuinstoelen. Chantals moeder zette de borden voor ons neer. Chantal schonk voor zichzelf een groot glas cola in. Op onze borden lag een berg toverrijst, met daarop felgele drab met stukken kipfilet. Er staken stukjes rood uit de drab. ‘Dank u wel, mam,’ zei Chantal, en stak haar vork in de berg. Ze kauwde en keek me aan, waarna ze het me uitlegde:

‘Dit is nou echte kip kerrie.’

Dit is deel 3 in de serie Eten met de Gezusters Holtman, een rubriek die ik maakte met mijn zusje, illustrator Margot Holtman (o.a. bekend van De Volkskrant), voor het inmiddels ter ziele gegane online food magazine Potaatoo van Merel Kamp. Hierin beschrijven en verbeelden we de gerechten uit onze jeugd.

Want eten is leven, maar samen opgroeien in een somewhat disfunctionele familie is dat ook.

Lees alle verhalen via deze pagina.

Dagmar Holtman

Auteur van de Flexwerkplek, copywriter op een thuiswerkplek

https://dagmarholtman.nl
Vorige
Vorige

Christ likt de borden af